Lijst Executieve functies

Inhibitie (auto: rem en gas geven)

Een inwendige rem om je reactie op impulsen van binnenuit en buitenaf, te kunnen uitstellen of inhouden.

Werkgeheugen (radar, hoofd aan het werk)

Het geheugen om informatie vast te houden op korte termijn om de daarbij behorende taken uit te voeren.

Emotieregulatie (pauze-knop)

Het kunnen regelen en/of beheersen van de eigen emoties.

Taakinitiatie (start-knop)

Het (op tijd) kunnen starten met een taak.

Volgehouden aandacht (Focus, lichtstraal op taak)

Impulsen negeren en je op een taak te blijven richten.

Planning (agenda)

Inzicht hebben in de verdeling van de taken en/of binnen één taak, in de juiste volgorde van belangrijkheid en binnen de juiste tijdsverdeling (samenhang timemanagement).

Organisatie (ladebakken, ordenen)

Het kunnen gebruiken en bedenken van een gestructureerd systeem zodat je goed kunt starten met een taak en deze kunt afmaken.

Timemanagement (klok)

Een goed gevoel voor tijd hebben en weten hoe de tijd ingedeeld moet worden om je taak uit te voeren.

Doelgerichtheid (pijl en boog)

Weten wat je wilt bereiken en recht op je doel af gaan zodat je je taak af kunt krijgen.

Flexibiliteit (slang, kronkels)

Goed kunnen schakelen van de ene situatie naar de andere. Om kunnen gaan met teleurstellingen, veranderingen en kunnen stoppen met iets als dat nodig is.

Metacognitie (selfie, spiegel)

Kunnen reflecteren op jezelf en het eigen gedrag en daarin verbeteringen aan kunnen brengen als de situatie niet fijn of volgens verwachting verliep.